Visserijwet 1963
Artikel 49
1
Onverminderd hetgeen elders is bepaald, worden de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen ontslagen:
a
bij gebleken ongeschiktheid door ouderdom, door aanhoudende lichaamsziekte of tengevolge van zielsziekte;
b
wanneer zij onder curatele zijn gesteld.
2
Onverminderd hetgeen elders is bepaald, kunnen de in het vorige lid genoemde personen worden ontslagen:
a
bij overtreding van het bepaalde in de artikelen 50 en 51;
b
wanneer zij in staat van faillissement zijn verklaard ten aanzien van hen de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, zij, surséance van betaling hebben verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld.
3
Wanneer zich een van de omstandigheden voordoet, als bedoeld in het tweede lid, zijn Onze Minister van Justitie en Onze Minister bevoegd de betrokkene in de uitoefening van zijn ambt terstond te schorsen; de schorsing mag een termijn van drie maanden niet overschrijden. Op deze termijn is de Algemene termijnenwet niet van toepassing.
4
Wanneer tijdens de in het vierde lid bedoelde schorsing het besluit tot ontslag wordt genomen, blijft de schorsing van kracht tot het tijdstip, waarop het ontslag ingaat.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.